interview Pia Pauwels

Gepubliceerd op 31 oktober 2023 om 15:47

"Hoor de stilte spreken" - interview met Pia Marie Pauwels

Pia Marie Pauwels, auteur van “Muizen in het bed” en “Hoor de stilte spreken”, is geboren in de levendige stad Antwerpen in 1972 en studeerde toerisme in Californië en in Mechelen. Ik kreeg de boeken van Pia cadeau en na het lezen wilde ik haar graag spreken.

Gewapend met een banner onder de arm en in felrode jurk kwam Pia, juist klaar met een signeersessie, naar me toe om heerlijk te kletsen bij een tas Turkse thee.

Pia, jij ziet er niet uit als het stereotype van ‘de auteur’, als zoiets al bestaat. Heb jij altijd al geschreven? Wat is jouw verhaal?

Na mijn studies ging ik meteen aan de slag als airhostess. Na 9/11 was er de dip in de luchtvaart en schreef ik me in aan de universiteit van Antwerpen om geschiedenis te studeren. Verder heb ik op vele plekken gewoond, over heel Vlaanderen maar ook in Amerika, Noord-Frankrijk en Parijs om dan te eindigen in het zuiden waar ik samen met mijn man besloot een gite uit te baten. Tien jaar later keerden we voorgoed terug naar het noorden en ging mijn man opnieuw aan de slag in de luchtvaart. Ik kon gezellig thuisblijven maar die gezelligheid sloeg gauw om in verveling. Vandaag de dag brengen we onze tijd door in Spanje en in België.

Ik hoor je afkomen...toen besloot je te schrijven?

Mijmerend dwarrelden de leuke anekdotes me voor de ogen. Ik begon ze neer te schrijven. Twee jaar lang herschreef ik dat allereerste manuscript. Ik wou niet opgeven omdat schrijven toch echt wel in mijn bloed zit. Mijn moeder schreef kortverhalen, mijn tante gedichten. Maar ook: als mensen me vroegen wat ik deed in het leven en ik zei “niets”, keken ze een beetje neerbuigend naar me, want ik werkte niet en had ook geen kinderen. Wanneer ik nu vertel dat ik schrijfster ben voel ik bewondering. Jammer dat ik het pas op mijn 50e ben beginnen doen.

Dat hoor ik nog van vrouwelijke auteurs maar ik geloof dat schrijven op latere leeftijd een reden heeft. Had je dit boek ook kunnen schrijven op je 20e zonder al je levenservaring?

Dit boek zou ik inderdaad niet geschreven kunnen hebben als ik jong was. Op school was ik slecht in opstellen schrijven. Als kind moest ik een humoristisch verslag over de Zoo schrijven en ik vond dat moeilijk. De vader van een vriendin begon te fantaseren over een pinguïn in een smoking en ook mijn fantasie begon te werken. Uiteindelijk heeft de juf mijn opstel voorgelezen in de klas omdat het zo goed geschreven was. Sindsdien besefte ik dat ik wel degelijk kan schrijven. Als het grappig mag zijn, dan lukte het wel. Toen, op dat moment, is het zaadje geplant. Nu, zoveel jaar later, schrijf ik boeken. Wie had dat toen kunnen denken? Mijn schrijfcoach vertelde me dat ik ook verdriet in mijn boeken moet verwerken, omdat verdriet voor de lezers herkenbaar is. De cirkel in mijn verhaal was anders niet rond. Als ik stukjes voorlees uit mijn boeken die over verdriet gaan dan moet ik steeds huilen. Dat is eigenlijk goed, want als het mij niet ontroert hoe kan ik dan verwachten de lezer te raken met mijn woorden?

In 2022 verscheen je eerste boek “Muizen in het bed”. Waarover gaat dat boek?

Over ons verblijf in Frankrijk. Het is gebaseerd op ons echte leven, zelfs de gekste dingen zijn waargebeurd. Natuurlijk is het geromantiseerd neergepend. Het is ook wat geminimaliseerd. Wij hebben er tien jaar gewoond, maar de schrijfregel zegt dat een roman zich op zo’n kort mogelijke periode moet afspelen, dus heb ik onze tien jaar in vijf jaar samengevat. Die gedroomde gites uitbouwen bleek dan toch niet die mooie droom te zijn.

Jullie werkten als steward en stewardess en in je boeken hebben de hoofdrolspelers ook deze job. Is daar een reden voor?

Ja zeker weten. Ik vond dat het echt moest zijn. Er is niets zo erg als fouten in een boek ontdekken. Het moet waarheidsgetrouw zijn en dat kan enkel als je de inhoud of de job echt kent. Ik probeer altijd zoveel mogelijk vanuit mijn eigen ervaring te schrijven. De verhalen in de boeken zijn natuurlijk niet allemaal helemaal de waarheid, maar ik put ze wel uit mijn eigen leven. Ik kneed ze dan wat tot ze passen in het verhaal. Op deze manier kan ik zelfzeker schrijven. Ik heb het meegemaakt, dus het klopt.

 

Hoe lang heb je gedaan over het schrijven van die twee boeken, zo kort na elkaar?

Ik heb er twee jaar over gedaan, want ik schreef ze simultaan. De oorspronkelijke versie van “Hoor de stilte spreken” schreef ik in 4 maanden. Ik had een eerste versie van het Muizenboek klaar, en telkens er een stuk naar de editor vertrok, schreef ik verder aan dit boek. Op deze manier schrijf ik het best, met twee manuscripten tegelijk, want dan sta ik er verder vanaf. Afstand nemen van het manuscript helpt om de fouten beter te zien. Maar ook afstand van het verhaal. Het moet fictief blijven, want dat vergemakkelijkt het schrijven.

Heel recent verscheen je nieuwe boek “Hoor de stilte spreken”, een ‘feelgoodroman’ gevuld met spanning, drama, humor en hoge emoties. Waar vond je deze keer je inspiratie?

Het is eigenlijk een boek over huiselijk geweld. Ik vond het belangrijk om daarover te schrijven omdat er nog altijd een groot taboe rond hangt. Huiselijk geweld wordt geassocieerd met marginaliteit. Het komt echter in alle lagen voor en veel mensen begrijpen dat niet. Ik snapte vroeger ook niet dat een geschoolde verzorgde madam zou toelaten mishandeld te worden, maar nog geen twee jaar later stond ik in haar schoenen. Zoiets begint niet van de eerste dag, je wordt niet meteen bont en blauw geslagen. Zoiets komt langzaam binnen gesijpeld en op het moment dat het ergere proporties aanneemt is er al een band ontstaan en zie je die man graag. Een tijd gaat dat goed, dan komen er beloftes en dan gebeurt er weer iets en zo blijft dat duren. Ik ben nooit geslagen en dat was het probleem, voor mij was huiselijk geweld de fysieke sporen zien en blauwe plekken hebben. Zolang ik dat niet had, was er niets gaande. Ik ben dikwijls weggegaan maar ook dikwijls teruggekomen omdat ik de goede momenten miste. Als mijn ex-man nuchter was dan was hij de liefste man. Hij bracht me ontbijt op bed en hij was een schat van een mens maar als hij had gedronken werd hij een ander persoon.

Ik vind het zo belangrijk om in mijn boeken mee te geven dat huiselijk geweld bestaat, en overal kan voorkomen. Psychisch geweld is ook mishandeling en dat is minstens even erg. Dat komt volgens mij nog veel meer voor en is veel minder zichtbaar. Mijn personages in de boeken spreken duidelijke taal. Zij vlucht uit haar ongelukkige relatie naar Lucas, die pikante berichten stuurde. Zij was niet echt verliefd, maar vluchtte om met de situatie thuis te kunnen omgaan.

In het boek huilt Ana wel veel.

Ze huilt veel omdat ze er volledig onderdoor zit. Moest ze niet huilen, dan zou het boek niet kloppen. Goed dat je dit opmerkt, velen zien dat niet. Maar dat is een teken dat ze nog nooit zo diep ongelukkig zijn geweest dat ze zoveel moest huilen. Als je het boek grondig leest, merk je dat er diepgang in zit. Als ik de opmerking krijg dat Ana veel huilt, maar dat je het gevoel hebt dat je haar wil wakker schudden dan snap je het verhaal. Het boek is voor velen herkenbaar, 1 op 4 gaat vreemd hé! Vaak na een lezing komen mensen me zeggen dat ze ook huiselijk geweld hebben meegemaakt maar dat ze er niet over praten, ze vinden het gênant. Zelfs mijn collega’s schrokken toen ze het boek lazen, want ze wisten niet dat het me echt overkomen was.

Ik vind het knap dat je eerlijk wil toegeven dat je dit meemaakte, je zou ook kunnen zeggen dat het puur fantasie was.

Ik ben daar eerlijk over omdat mijn boodschap enkel kan overkomen als ik de waarheid vertel uit eigen ervaring. Hij dronk en mishandelde me, maar toen zijn zoontje uit zijn eerste huwelijk bij ons kwam wonen escaleerde de hele situatie. Ik voelde een constante terreur dus ik besefte toen dat ik weg moest als ik niet dood wou. Erg dat het zover moest komen en dat ik, als verstandige vrouw, niet eerder wegging. Ik heb er tien jaar over moeten doen om klaar te zijn die stap te zetten. Ik heb dit boek voor mezelf geschreven, om van iets negatief een positief iets te maken.

 

Het schrijven werkte voor jou dus therapeutisch?

Absoluut! Het is nu een mooi boek maar het was een lelijk gebeuren. Zoals mensen van afval kunst maken. Ik schrok ook dat veel vriendinnen dit niet van me wisten, ik dacht dat iedereen het ondertussen wist, maar dat bleek niet het geval. Het is goed dat dankzij het boek er over gesproken kan worden. En dan hoor je verhalen van herkenning, zwijgen en taboe.

Hoe verzin je de titels van je boeken?

Een goede titel vinden is het moeilijkste. Ik bedenk geen titel vooraf. Ik schrijf eerst het boek en soms komt er een titel in mijn hoofd tijdens het schrijven. “Muizen in het bed” kwam ineens bij me op, maar voor “Hoor de stilte spreken” heb ik heel lang moeten zoeken. Ik had allerlei titels maar pas toen ik dacht aan “The sound of silence” wist ik dat dit het zou worden! Het onvermogen tussen mensen om te communiceren.

Ze noemen je het zusje van Esther Verhoef en Sterre Carron. Zie je de gelijkenis?

Ik vind het leuk vergeleken te worden met Sterre Carron omdat we op dezelfde tijd bij onze uitgever gekomen zijn. Ik vind het zeker een compliment.

Heb je plannen voor een volgend boek?

Wel ja, ik schrijf dus echt twee boeken tegelijk dus nu ben ik ook bezig aan de twee volgende boeken. Als je een boek kunt laten liggen en je herneemt dat daarna dan zie je veel beter waar het schort. Je begint te lezen en dan kom je aan een nieuwe paragraaf en zie je dat het niet goed is. Tijd brengt echt raad. Het derde boek is helemaal uitgeschreven en nu moet ik de personages nog wat meer uitdiepen. In dit stadium leg ik soms verbanden die ik eerder niet zag. Mijn volgende boek gaat over mijn schoonvader. Hij was vroeger undercover-agent, hij was vooral bezig met drugszaken en ontvoeringen. De zaak Apers, de beruchte diamantair, deed hij ook en dat heb ik als uitgangspunt genomen. Het is een fictief verhaal geïnspireerd op de verhalen van mijn schoonpapa. In mijn boek willen criminelen een fictieve diamantair ontvoeren maar nemen per vergissing de chauffeur mee. Nu heb ik het druk met de boekvoorstelling en signeersessies en hierdoor kan ik niet schrijven, terwijl ik zoveel zin heb om verder te schrijven.

Wat is volgens jou literatuur?

Alles dat geschreven staat, zelfs een stripverhaal. In strips, zoals Suske en Wiske, zit een beetje geschiedenis en heel veel humor. Ik vind dat je heel veel kunt leren uit een strip. Strips zijn het toppunt van dialogen. Ik vind het ook heel erg dat ze in scholen kinderen dwingen te kiezen uit een literatuurlijst en de zin voor lezen hier vaak door wegnemen. Literatuur is voor mij dus echt alles wat geschreven staat. Ze zeggen dat er een verschil is tussen lectuur en literatuur met de grote L, maar ik vind dat dus niet. Elk geschreven woord dat je plezier geeft en je kan doen wegdromen, is voor mij literatuur.

Wat doe je om mensen warm te maken om jouw boeken te lezen?

Reclame maken op Facebook en Instagram. Ik krijg pas respons als ik recht uit mijn hart spreek. Mensen willen meeleven. De appreciatie van boeken is ook persoonlijk, en evolueren met de leeftijd waarop je het boek leest. Als jong meisje moest ik het boek “Veel geluk professor” lezen en ik vond dat een slecht boek. Toen ik 30 was en ging studeren aan de universiteit las ik dat boek opnieuw en vond ik het zalig. Ik zat daar dan in die aula, met die profs die lesgaven te flirten, ze waren maar enkele jaren ouder, met de studenten van 20 gebeurde dit niet. Dat flirten met mij was onschuldig, ik ben niet met profs in de bezemkast gedoken, maar dat was dezelfde speelse dynamiek als in dat boek. Dat voel je. Maar toen ik dat boek dus las op mijn 18e heb ik dat totaal anders ervaren dan toen ik 30 was.

Als jij een boek zou zijn, welk soort boek zou jij dan zijn?

Een ‘feelgoodroman’. Ik hou van humor, humor breekt een ijzig moment. Het maakt het leven draaglijk. Als je niet meer kunt lachen dan leef je niet meer.

Om ons gesprek af te ronden nodig ik je uit om een avond op stap te gaan met je favoriete auteur. Wie nodig je uit?

Een personage weet ik meteen maar een auteur vind ik moeilijk. Robert Langdon, de professor uit "De Da Vinci Code" van Dan Brown, zou ik als personage meenemen op een avondje uit. Ik vond dat een fantastisch boek. Hoe hij een voor velen saai thema als geschiedenis spannend kon maken. Maar ook de auteur Tess Gerristen zou ik meenemen want ik vind dat zij heel mooi schrijft. Ze kan de setting van haar verhalen heel beeldend weergeven. Het zou een ‘cozy crime’ kunnen zijn, mochten haar moordverhalen niet zo bloederig zijn. Dus deze twee mensen nodig ik uit... en jij mag ook mee (lacht).

 
 
 

 

Pia: Interviews kunnen stressvol zijn, maar deze keer werd het een leuke babbel in hartje Antwerpen. We leken twee vriendinnen die gezellig zaten te keuvelen, te lachen... twee babbelkousen in een echt hartverwarmend gesprek. Voor herhaling vatbaar!

Bedankt, Katja Verbeeck voor dit mooie interview. Knap hoe je mijn twee uur durende spraakwaterval in deze 'korte' tekst hebt kunnen gieten.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb