Interview met Amir Bachrouri over zijn debuut "Doe maar niet"
Jij een boek schrijven? Doe maar niet. In plaats van jongeren te vertrouwen en aan te moedigen houden we ze kort. Amir Bachrouri, een Antwerpse gast, is gedreven door een grote wil om voor zichzelf te denken en heeft de wens om jongeren een stem te geven. Zijn boek werd voorgesteld in de Roma en onze redactrice Katja was daarbij. Een mooie avond, veel jong en minder jong volk alsook bekend en minder bekend publiek. Tijd om met deze twintiger een praatje te maken
Wie is Amir achter de schrijver?
Jong, voorzitter van de jeugdraad geweest, actief in het jeugdwerk, schrijft columns voor Knack, studeert Rechten aan de universiteit. Ik geloof in het laten horen van je stem en ik probeer dat heel hard te doen. Veel jongeren branden van ambitie, maar hoe die plannen om te zetten in de realiteit is voor hen een groot vraagteken. Ik liet altijd al mijn mening horen, hoe klein ik ook was, en ben daar ondertussen in gegroeid. Op 3 jaar tijd voel ik het verschil. Een paar weken geleden hield ik mijn boekvoorstelling in de Roma, dat is iets dat ik drie jaar geleden nooit gekund zou hebben. Op die tijd ben ik meer volwassen geworden en ik heb het me vooral meer eigen gemaakt. Ik heb dus altijd al van me laten horen maar had niet altijd het gevoel gehoord te worden. Mijn leven verschilt niet veel van dat van andere jongeren van twintig. Mensen denken vaak van wel, maar mijn engagement valt niet samen met mijn persoonlijkheid. Ik kan heus wel bestaan zonder mijn engagement. Juist zoals mijn engagement kan bestaan zonder mijn persoonlijkheid.
Hoe is je boek “Doe maar niet” ontstaan?
Ik had nooit het idee om alles in een boek neer te schrijven. Ik had contact met een aantal uitgevers maar toen Sam De Graeve op mijn pad kwam was er ineens een persoonlijke klik. Ik had het gevoel dat Sam begreep wat ik wilde zeggen, ook al had ik er nog niet de woorden voor.
Ik heb nooit van een leerkracht te horen gekregen “doe maar niet”. Bij mij werd de lat altijd hoog gelegd. Tegelijk waren sommige van diezelfde leraren in dezelfde school tegen andere leerlingen van mijn achtergrond bezig op een heel manier, alsof ze medelijden hadden en het hun niet moeilijk wilden maken. Die complexiteit is me altijd bijgebleven, want hoe kan de plek waar ik heel veel kansen heb gekregen ook de plek zijn waar heel veel kansen voor anderen gefnuikt worden? Tien jaar later stond ik in scholen voor te lezen aan kinderen van het vijfde en zesde leerjaar en ik zag hetzelfde gebeuren. Ik betrapte mezelf erop dat ik ook voor de gemakkelijke weg kon kiezen en dat zorgde ervoor dat ik begrip kon opbrengen. Tegelijk voelde ik ook teleurstelling dat er niets is veranderd. Als iemand aan jou zegt dat je toch geen dokter kan worden, dan ga je je daarnaar gedragen.
Wat was de motivatie om schrijver te worden?
Ik heb als kind altijd een schrijversdroom gehad. Maar ik dacht dat schrijvers een soort types waren zoals “de Pfeiffer” en “den Brusselmans”, met sigaret in de mond en redelijk eenzaam. Ik kon me niet voorstellen dat ik zo zou zijn. Maar ik ben wel blijven schrijven, eigen gedachten, opiniestukken en columns. Zo ben ik ook in het maatschappelijk debat gerold. Mijn uitgever Sam is heel belangrijk geweest, zonder hem had ik het boek niet geschreven. Het was dus vanalles samen dat me aan het schrijven heeft gezet. Ik heb ook altijd de schrijfkracht en het schrijftalent van andere auteurs bewonderd. Ik vind wel belangrijk om een goede balans te vinden tussen serieus en minder serieus zijn, want als je een typetje speelt in De slimste Mens dan word je op literair niveau niet serieus genomen. Saskia de Coster noemt het “het vervormen van de werkelijkheid” en andere schrijvers zeggen dan weer “het heruitvinden van de werkelijkheid.”
De titel van je boek wekt nieuwsgierigheid op. Hoe kwam je op deze titel en wat wil je hiermee overbrengen?
Ik was in een klas aan het voorlezen en de leerkracht zei tegen één van de leerlingen “doe maar niet” en dat is bij mij blijven hangen. “Doe maar niet” is voor mij eigenlijk een oproep om vooral wél te doen. Veel mensen krijgen “doe maar niet” te horen. Niet enkel kinderen, ook volwassenen. Denk maar aan iemand die zijn job wil opzeggen om zelfstandige te worden, "oh nee doe maar niet”. Op den duur voel je je onderschat en vraag je jezelf af waarom jij niet zou kunnen wat een ander wel kan. Bij mij was dat ook zo, een bekend iemand uit de schrijverswereld zei me dat ik toch beter geen boek zou schrijven. Ik was nochtans al bezig met het schrijven van columns en opiniestukken. Op mijn boekvoorstelling in de Roma kwamen veel jongeren vertellen over hun “doe maar niet” verhaal. Ook je thuissituatie speelt een rol. Ik heb van thuis uit nooit te horen gekregen dat ik iets niet moest doen, maar vrienden van mij hebben dat wel gehoord. “Doe maar beter een échte studie in plaats van iets creatiefs”, bij voorbeeld.
Kan je de belangrijkste thema’s uit je boek delen met ons en waarom ze zo belangrijk zijn?
De liefde voor Antwerpen is heel sprekend, dat wou ik al zeker in het boek duidelijk maken. Het is een stad met veel contrasten en het is hier toch altijd leefbaar. Het is hier nooit saai. Het thema onderwijs vond ik ook heel belangrijk. Het lezen, de taal en de literatuur is ook zo’n belangrijk punt. De verschillende opvattingen en identiteiten in een maatschappij met een superdiversiteit komt erin voor. Ook het politieke engagement wou ik aantonen. Alhoewel ik niet denk dat politiek de juiste plek voor me is om mijn stem te laten horen.
Jij vond als kind lezen al leuk vernam ik tijdens de voorstelling.
Ik heb van thuis een leescultuur meegekregen. Mijn mama vond lezen heel belangrijk. Zelf lees ik in scholen voor aan kinderen. Ik merk wel dat het lezen in de verdrukking aan het komen is, het onderwijs gaat de kinderen niet aanzetten tot lezen. Je voelt ook aan iemand of die een lezer is of niet. Lezen is een veilig onderkomen. Ik vind het boeiend om mensen die ik in het dagelijks leven nooit zou tegenkomen, toch in het boek te leren kennen.
Welke levenslessen hoop je dat lezers uit je boek zullen halen?
Veel hangt af van je vermogen om het onverwachte toe te laten. Als je krampachtig vasthoudt aan wat jij wil of denkt dat moet, dan kan je wel eens kansen missen. Ik ben mensen op mijn pad tegengekomen die mij deden inzien dat er nog andere dingen op mijn weg kunnen liggen dan die voor ogen had. Verder hebben wij als mens de neiging iets goed of slecht te vinden, terwijl we heel vaak goede en slechte dagen of kanten hebben. Het ene moment kan je de beste baas zijn en word je door je werknemers op handen gedragen, een ander moment ben je een slechte baas omdat je uitvliegt dat er geen lotus koekje bij je koffie zit. Maakt die uitbarsting van jou een slecht mens of een slechte baas? Dat maakt je juist mens. Connie Palmen zegt “in fictie zijn de hemel en de hel met elkaar getrouwd” , dat vind ik zo mooi.
Je mag niet blind zijn voor de drempels in de samenleving, want die zijn er wel. Het lot van de sociale migrant die hoger op de sociale ladder klimt is dat je heel goed weet wat de drempels zijn en dat je er een soort schuldgevoel aan overhoudt omdat jij wel hebt kunnen doen wat een ander misschien niet kon doen. Je wordt je dus extra bewust van de drempels als je die ontgroeit. Ik vind ook wel dat de lat altijd hoog gelegd mag worden. Het is niet omdat je in een kansarm gezin bent opgegroeid dat je niet kan lezen. Laat jongeren meer lezen en stop met de saaie verplichte literatuurlijsten.
Hoe hoop je dat lezers zich verbinden met het verhaal?
Weer een goede vraag (lacht). Ik merk dat de lezers altijd terugkomen naar hun eigen “doe maar niet” verhaal. Een lerares zei me dat ze eens een stukje uit mijn boek heeft voorgelezen in haar klas. Hierdoor konden haar leerlingen hun eigen “doe maar niet” verhaal vertellen. Dat vind ik dus heel tof om te horen, ik word emotioneel als ik zo’n reacties krijg. Jongeren weten vaak nog niet goed wat hun stem is, en zo kunnen we hen op weg helpen. Elk boek is ook een uitnodiging tot een gesprek. Ik besef ook heel goed dat als ik niet de juiste juf, niet de juiste jeugdwerkster op mijn pad was tegengekomen, mijn boek er nu misschien nog niet zou zijn. Of een reactie van iemand die al twee jaar een burn-out heeft en die me vertelt dat dit boek het eerste boek is dat hij zo snel kon weglezen. De inhoud geeft vaak hoop. Het is hoopvol ondanks de bittere realiteit. Will Tura zingt “hoop doet leven” en dat is ook echt zo, als je met jongeren werkt blijf je hoop houden, jongeren zijn de toekomst. Wat is hoort heus niet zo te zijn. Veel mensen barsten van talent, maar je moet gestimuleerd worden en de juiste mensen tegenkomen die jouw talent naar boven laten komen.
Wat vond je het moeilijkste aspect van het schrijven?
Ik wilde veel vertellen en tegelijk voelde ik dat ik niet alles kon vertellen in één boek. Moeilijk vond ik ook de confrontatie met wie je zelf bent. Het was voor mij een soort bevrijding uit het cynisme.
Hoe heeft het schrijven van “doe maar niet” jou persoonlijk veranderd of beïnvloed?
De hoop die je als jonge tiener over de samenleving hebt, maakt plaats voor boosheid over de traagheid van het systeem wanneer je tegen haar grenzen aanloopt. Zeker als voorzitter van de Jeugdraad was de impact van die grens zeer pijnlijk om mee om te gaan. Je wil dingen in beweging zetten en dat lukt niet of héénl traag. En dat voedt het cynisme, maar toch maakt dat dan weer plaats voor verontwaardiging. We zijn niet machteloos. Het was een zoektocht om dat te zien, maar het schrijven bood me een venster op die wereld. Er is nog hoop, hé! (lacht)
Als je één boodschap uit je boek zou moeten benadrukken, wat zou dat dan zijn?
Doe maar wel! Heeft dat nog veel uitleg nodig? (lacht).
Reactie plaatsen
Reacties